De Evangeliën Het Evangelie voor de Joden

Wie schreef het?
De schrijver is Mattheüs of Levi. Hij is belastingambtenaar geweest onder Herodes Antipas in het district Kapernaüm in Galilea, dat langs de Via Maris, een drukke weg, lag. Voor het werk was kennis van het Grieks en het Aramees en kennis van boekhouden nodig. Zijn boek bevat ook de meeste getallen. Bij het joodse volk hadden tollenaren een slechte naam, omdat ze met de Romeinse bezetter samenwerkten. Ze stonden op een lijn met ‘zondaren’. De Heere Jezus heeft hem uit het tolhuis geroepen (Matth. 9:9-13). Mattheüs noemt zichzelf in de lijst van de apostelen ‘de tollenaar’ (Matth. 10:3). Dit spreekt van het wonder dat Jezus juist hem heeft geroepen.

Aan wie is het gericht?
Mattheüs verkondigt het Evangelie vooral aan lezers met een joodse achtergrond. De eerste lezers moet je zoeken onder joodse mensen die tot belijdenis van Christus waren gekomen en versterking van het geloof nodig hadden. Want de druk van de joodse samenleving op deze mensen zal groot geweest zijn. Mattheüs sluit bij zijn lezers aan. Zo spreekt hij naar joods gebruik bij voorkeur niet over ‘Koninkrijk van God’, maar over ‘Koninkrijk der hemelen’. De joden vermijden het gebruik van de Godsnaam uit vrees deze Naam ‘ijdel’ te gebruiken.

Wat is de kern?
Dat is meteen al aan het begin van zijn boek te zien.
Hij noemt Jezus ‘de Christus’. Dat betekent: de Messias. Het geslachtsregister van de Heere Jezus begint hij bij Abraham en David. Telkens weer laat Mattheüs zien dat in de komst van Jezus de profetie is vervuld. Je leest vooral in de hoofdstukken 1 en 2 nogal eens zinnen als: opdat vervuld zou worden wat door de profeet gesproken is. Mattheüs verkondigt de Heere Jezus als de beloofde Messias van Israël. Vanwege zijn zonde had het volk het oordeel verdiend. Dwars door Zijn oordelen over het volk vervult de Heere in de komst van de Heere Jezus Zijn beloften.

Hoe is de indeling?
Bij het lezen van het Evangelie van Mattheüs is het handig om er een overzicht van de inhoud naast te hebben. In dit boek loopt de lijn van Galilea naar Judea naar de heidenwereld. Mattheüs schrijft het meest over het werk van Jezus in Galilea. Daarna vertrekt Hij naar Judea om daar Zijn werk voort te zetten. Ten slotte gaat het over Zijn lijden, sterven en opstanding. Mattheüs eindigt bij het zendingsbevel. Want de weg van het Evangelie na de opstanding van Jezus gaat verder: van Jeruzalem naar de heidenwereld.

Wat is bijzonder?
Bijzonder in het Evangelie naar Mattheüs zijn de vijf grote preken die de Heere Jezus heeft gehouden. Het meest bekend is de Bergrede (5-7). Deze wordt ook wel eens de grondwet van Koninkrijk der hemelen genoemd. De Bergrede begint met de zaligsprekingen: ‘Zalig zijn de armen van geest; want hunner is het Koninkrijk der hemelen’. Dit is een zaligspreking, zoals je die ook in het Oude Testament tegenkomt (bijvoorbeeld Ps. 32:1). Met de ‘armen’ worden degenen bedoeld die zichzelf nier meer kunnen helpen. Je komt ze ook tegen in Psalm 9 en 10. Ter verduidelijking staat erbij: van geest. Ze missen alle mogelijkheden en kracht om zichzelf te redden. Ze hebben de Heere Jezus als Zaligmaker nodig. In dat vluchten tot de Heere Jezus ligt hun zaligheid. Daarom zijn juist zij burgers van het Koninkrijk.

Juist deze armen wil de Heere gebruiken om Zijn getuigen in deze wereld te zijn. Juist hen noemt ‘het zout der aarde’ en ‘het licht der wereld’ (5:13-16). In de Bergrede geeft de Heere Jezus verder onderwijs over het leven van deze burgers van het Koninkrijk der hemelen.

Er zijn nog vier andere grote preken van de Heere Jezus in dit boek te vinden. Het zijn: de uitzendingsrede (10), de gelijkenisrede (13), de gemeenterede (18) en de rede over de laatste dingen (24-25). Ook deze preken gaan over verschillende kanten het Koninkrijk der hemelen.

Wat is de spits?
In het Evangelie naar Mattheüs valt in hoofdstuk 12 een scheidslijn. Dat is aangrijpend. De joodse Schriftgeleerden komen tot het verwerpen van Jezus en de lastering van de Heilige Geest. Velen joden gingen mee met hun Schriftgeleerden in de verwerping van de Messias. Voor hen valt dan het doek. Met voorbijgaan van de Schriftgeleerden en vele joden die hen volgen, gaat de Heere Jezus Zich nu richten op het vormen van een nieuwe gemeenschap uit joden en ook uit heidenen.

Dit is ook reden tot verwondering. Voor Mattheüs zelf. Dat hij, Mattheüs, ‘de tollenaar’, nu mag behoren tot dat nieuwe volk van God en het Evangelie van de Heere Jezus mag verkondigen. En voor zijn lezers. Ze worden wel uit de synagoge geworpen. Ze worden wel door hun volksgenoten veracht vanwege hun belijdenis van Jezus als de Messias van Israël. Maar ze mogen door de genade van de Heere Jezus een plaats hebben onder het nieuwe volk van God.

Dat stelt hen ook voor de nieuwe opdracht. Mattheüs eindigt met het zendingsbevel. Want de Heere Jezus heeft Zelf de opdracht gegeven om dit Evangelie aan alle volken, joden en heiden, te verkondigen. Dit Evangelie wil ook jou meenemen op de weg van het Koninkrijk der hemelen en je inschakelen in Gods dienst. Verhard je dan niet, maar laat je leiden!

INDELING VAN MATTHEÜS
1:1-4:16 Geboorte en voorbereidingstijd van de Heere Jezus
4:17-18:35 Zijn werk in Galilea
19:1-25:46 Zijn werk in Judea
26:1–28:20 Zijn lijden en opstanding; het zendingsbevel

Drs. J. van Mourik

Dit artikel verscheen eerder in Daniël.

Thema

Dit artikel valt onder een van onze basis thema's: