Laatste reis

Laatste reis

Thuisblijven gaat niet meer. Een ongeneeslijke ziekte. De dood is dichtbij. Voor deze meneer wordt binnenkort nog één kaart verzonden: de rouwkaart.

Aan ons de opdracht om de patiënt per ambulance naar het ziekenhuis te brengen. Ambulancezorg met hoofd en hart. Niet lang daarna ligt meneer op de brancard. Mevrouw op een stoel daarnaast. Zelf neem ik een zitplaats aan het hoofdeinde. We verlaten het dorp en rijden richting het ziekenhuis. Enkele reis…

Vaak indrukwekkende ritten. Hoe langer ik dit werk doe, hoe vaker ik juist nu bedenk dat wij mensen elkaar niet zo snel begrijpen als we wel zeggen. Sterker nog: wij mensen begrijpen elkaar zelden. Begrijp jij het verdriet van het meisje waarvan pas de moeder overleden is? Begrijp jij het gemis van die jongen die jaren geleden zijn broer verloor? Begrijp jij die klasgenoot die een chronische ziekte heeft? Begrijp jij die man uit de kerkbank voor je die een ongeneeslijke ziekte heeft? En het verdriet wat zijn kinderen hebben? En zijn vrouw?

Ik probeer een gesprek aan te gaan. Vaak moeilijk. Wat ga jíj zeggen als iemand een laatste reis in dit leven maakt? “Moeilijke tijd, mevrouw!” “Wel een heftige rit voor u, meneer!” “Wat gaat er nu in u om?” “Hoe is dit nu voor u, mevrouw?” Ik probeer me enigszins voor te stellen hoe dit voor meneer moet zijn. En voor mevrouw. Aansluiting zoeken, heet dat. Maar het lukt niet. Het kán niet. Alle gesprekstechnieken ten spijt. Er komt helemaal geen gesprek. Niet met mij tenminste.
Meneer en mevrouw hebben geen tijd voor een gesprek! Tijdens mijn overpeinzing over dood en leven en een eeuwige bestemming ben ik getuige van een drukke voortdurende conversatie. “Hebben we alles bij ons?” “Is er wel wifi in het ziekenhuis?” “Heb je de buurvrouw nog gebeld?” “Zat m’n scheerapparaat nou in de tas?” “Heb je je mobiel bij je?” “Is de kat wel binnen?” “Zouden we internet in het ziekenhuis hebben?” En ik? Wil je het weten? Ik ben sprakeloos.
Ontnuchterd. Verdrietig ook. Hoe horizontaal, diepte-loos kan een laatste reis zijn.
Mijn ogen dwalen af naar buiten. Gras. Polder. Vlak.
Horizontaal. Net als hierbinnen.
Opeens… blikvanger! Verticaal. Immer wijzend, recht naar boven. Eeuwenlang wellicht. Kerktoren.
Godshuis. Nooit had ik een kerktoren als een preek ervaren. Nu wel. En onvergetelijk. ‘t Oog omhoog, het hart naar boven, hier beneden is het niet!
Verticaal. Horizontaal. Op elkaar een kruis. Hét Kruis!
We zijn er. Aankomst ziekenhuis heet dat. Even later laten we meneer en mevrouw achter in het ziekenhuis. Met scheerapparaat. Met wifi. Met internet. Met mobiel. Maar zónder hoop? Zónder uitzicht? Zónder … ?
Anno nu is de levensreis van meneer ten einde. Hier op aarde althans. Van mevrouw weet ik het niet. Mijn reis is alweer jaren verder. En jouw levensreis? Wat zullen wij zeggen op onze laatste reis? Kom, reisgenoten! Zing je al mee? “Nu reis ik getroost onder ’t heiligend kruis.” Alleen zó kun je op je laatste reis!

Thema

Dit artikel valt onder een van onze basis thema's:

Lees meer: