De vraag: "Hoe weet ik of ik aan het Avondmaal mag gaan? " is een heel belangrijke vraag. Jonge mensen die belijdenis hebben gedaan of die het voornemen hebben belijdenis des geloofs af te leggen, kunnen met deze vraag worstelen. "Alles aan de tafel getuigt van de rijkdom van de genade en de liefde van Christus voor een arme, schuldige zondaar. Als we daar vreemdeling van zijn, vinden we aan het Avondmaal niets."
Op de vraag: "Wanneer staat de toegang tot het Avondmaal des Heeren voor mij open? " zijn verschillende antwoorden te geven. Het kerkelijke antwoord op die vraag is niet moeilijk. Als we tot de 'jaren des onderscheids' zijn gekomen en we hebben belijdenis afgelegd, dan hebben we daarmee een kerkelijk recht om aan de Tafel des Heeren aan te gaan, tenzij er betreffende belijdenis of leven zodanige bezwaren zijn dat de kerkenraad redenen heeft zo iemand door de kerkelijke tucht van het Avondmaal des Heeren uit te sluiten. Een pastoraal antwoord is moeilijker. Een kerkelijk recht om de sacramenten te gebruiken, is niet genoeg.
Want wat is het doel van het Avondmaal? Daarop heeft de Heere Jezus Zelf een antwoord gegeven bij de instelling ervan. Hij heeft gezegd: Doet dit tot Mijn gedachtenis. Het is dus een gedachtenismaaltijd: gedachtenis aan het werk van Christus, waardoor het geloof wordt versterkt en de gelovigen de troost genieten. Want de tekenen van brood en wijn in het Avondmaal wijzen op Christus, op Zijn verbroken lichaam en Zijn vergoten bloed. Daarop wordt in de avondmaal ook gewezen als de dienaar het brood breekt en uit deelt: "Het brood, dat wij breken, is de gemeenschap des lichaams van Christus. Neemt, eet, gedenkt en gelooft dat het lichaam van onze Heere Jezus Christus gebroken is tot een volkomen verzoening van al onze zonden." En ook bij het geven van de drinkbeker: "De drinkbeker der dankzeg ging, die wij dankzeggende zegenen, is de gemeenschap des bloeds van Christus. Neemt, drinkt allen daaruit en gedenkt en gelooft dat het dierbaar bloed van onze Heeren Jezus Christus vergoten is tot een volkomen verzoening vanaf onze zonden."