Bidden zoals Jezus ons geleerd heeft

Bidden zoals Jezus ons geleerd heeft

God is. Dat erkennen, is het begin van bidden. God beloont degenen die Hem zoeken. Want wat is bidden anders dan het zoeken van God? Als je bidt, en dus tot God komt, moet je dit eerst geloven. Zonder dat geloof is het namelijk onmogelijk God te behagen, zegt de schrijver van de Hebreeënbrief: Want wie tot God komt, moet geloven dat Hij is, en een Beloner is dergenen die Hem zoeken (Hebr.11:6). Bidden is dus, heel kernachtig, tot God komen door Hem te zoeken, in Christus. Het is ook het belangrijkste stuk van de dankbaarheid, houdt de Heidelbergse Catechismus ons voor en daarom zo nodig.

Te groot?
Misschien denk je nu: Dat is zo groot, daar kan ik niet bij, dat ligt voor mij te ver weg… Inderdaad, wie kan zulke grote dingen van zichzelf zeggen? Dingen, die de Heilige Geest ons moet leren? Dat is heel begrijpelijk. Zeker als je veel schroom en onwaardigheid voelt vanwege je zonden.

Maar wat nu? Dan maar wegblijven bij God? Dat kan toch ook niet. Je moet niet wanhopen of bij God wegblijven, maar juist des te meer komen. Als je niet dóór het ware geloof kunt komen, kom dan óm het ware geloof. Er is geen andere manier om tot God te komen, dan door het gebed. Juist in die weg ontfermt Hij zich over zondaren. Hij beloont degenen die Hem zoeken. De Bijbel staat vol met beloften voor zoekers. Een daarvan is: Laat ons dan tot den troon der genade gaan, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden, ter bekwamer tijd - op het juiste moment (Hebr.4:16). Juist als je je onbekeerd en onwaardig voelt kun je misschien de neiging hebben om God een beetje te ‘vermijden’. Doe dat niet. Kom ondanks alles.

Leren bidden
Zelfs de Heere Jezus had het gebed voortdurend nodig en Hij wil ook dat wij leren bidden en daarin volharden. Hij dringt er ook bij ons op aan om aanhoudend te bidden, en niet te vertragen. Dat kost gewoon discipline en regelmaat. Denk maar aan de gelijkenis van de onrechtvaardige rechter (Luk.18:1-8). Mensen die niet bidden verkommeren en komen om. Maar hoe moet je bidden? En wat? Ook dat leert Christus je in het ‘Onze Vader’ (Matth.6:9-13, Luk.4:2-4).

Dat dit gebed met het woord ‘onze’ begint is veelzeggend. Dat geeft aan dat het gebed niet alleen maar iets individueels is. Het verwijst ergens naar, naar iets gemeenschappelijks. Je staat niet alleen, als je ‘onze’ zegt. Het verwijst naar de Kerk van alle tijden en plaatsen. Bidden is dus niet alleen iets voor jezelf (dat ook), maar kan ook iets gemeenschappelijks zijn. Anderen liggen ook besloten in het woord ‘onze’.

Vader!
Dan volgt ‘Vader, die in de hemelen zijt’. Dat woord ‘Vader’ zorgt ervoor, zegt de catechismus, dat God ‘meteen een kinderlijk ontzag en vertrouwen op God in ons verwekt’ (HC 46). Lees goed! Wij doen dat niet, dat doet God, zegt de catechismus. Híj verwekt dat kinderlijke ontzag en vertrouwen. En, ‘die in de hemelen zijt’, duidt op de almacht en hemelse majesteit van God, waarmee dat ontzag des te groter wordt.
Wie zeggen dus Vader? Gods kinderen. Mensen die het wonder van genade in hun leven kennen. Mensen die zich klein weten, niet meer dan een kind; misschien wel als de verloren zoon uit de gelijkenis. Zittend op de puinhopen van het leven, wetend dat je geen recht hebt op het kindschap. En toch opstaan: Vader, ik heb gezondigd… (Luk.15:18). Dat is het geheim van het geloof in Christus, dat de Heilige Geest werkt. H.F. Kohlbrugge zegt hierover hele mooie en belangrijke dingen. De discipelen wisten nog weinig van Jezus’ werk en van de verzoening met de Vader door Zijn bloed.
Toch leert Hij hen hier al ‘Onze Vader’ zeggen. Wie zou ooit deze heilige vadernaam durven noemen, als Jezus het niet Zelf heeft geleerd. Alleen door het getuigenis van de Heilige Geest zeggen we de Heere Jezus na: ‘Onze Vader’.

Aanbidding
Na deze aanhef volgen drie beden die helemaal op God gericht Zijn: ‘Uw Naam worde geheiligd, Uw Koninkrijk kome, Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde’. De aandacht van het gebed gaat dus in de eerste plaats naar God uit en niet naar onszelf. Wat een les! Wat beginnen we vaak met een wensenlijstje in ons achterhoofd. Maar besteden we ook eerst aandacht aan God? Om Hem ‘recht te leren kennen’ (HC 47) in al Zijn deugden en Hem te prijzen? Dat wij ons ‘hoe langer hoe meer aan Hem onderwerpen?’ (HC 48) Dat wij ‘onze wil verzaken en Gods wil, Die alleen goed is, zonder enig tegenspreken gehoorzaam zijn?’ (HC 49). Pure aanbidding dus, helemaal gericht op God. Doe jij dat ook in je gebeden?

Praktisch
‘Geef ons heden ons dagelijks brood’, volgt er dan. Het is opvallend dat we in het Onze Vader eerst bidden om dagelijks brood en pas daarna om de vergeving van zonden. Wat kan dat betekenen? Niet dat vergeving minder belangrijk is dan de dagelijkse benodigdheden. Maar in de vierde bede vragen we om onderwerping aan Zijn wil. En om Gods wil te kunnen gehoorzamen moeten we dagelijks ook ontvangen wat daarvoor nodig is. Dagelijks brood krijgen zodat we Gods wil kunnen doen. Ja zelfs zo, dat het doen van Zijn wil ons dagelijks brood is. Dat betekent dat je elke dag trouw doet waartoe God je roept. Op school en in je werk, thuis en in de kerk.

Vergeef...
Vervolgens bidden we om vergeving van onze schulden ‘opdat ook wij vergeven onze schuldenaren’. Daar vragen en beloven wij iets. Namelijk dat wij hetzelfde doen bij mensen die tegen ons gezondigd hebben als wij God vragen bij ons te doen, namelijk onze zonden te vergeven. Daar is geen speld tussen te krijgen. Misschien vind jij vergeving een prachtig idee, totdat je iets te vergeven hebt, wat onvergeeflijk voor je is. Zeker, we leven ook in een gebroken werkelijkheid en wij kunnen niet wat God kan. Vergeving betekent ten diepste dat God ons op geen enkele manier de zonden toerekent of ons daarmee nog langer aanziet. Hij vergeeft wat onvergeeflijk is. Dat is voor mensen haast onmogelijk. Het diepe geheim daarvan is dan ook wat de catechismus verwoordt met ‘om des bloeds van Christus wil (!) niet toerekenen, gelijk wij ook dit getuigenis der genade in ons bevinden, dat ons ganse voornemen is onzen naaste van harte te vergeven’ (HC 51).

Weerstaan
Daarna bidden we: ‘leidt ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze’. Ook hier vragen we iets, en verplichten we onszelf tot iets. Je moet natuurlijk wel tegen de duivel strijden, als je serieus vraagt om van hem verlost te worden.
Wedersta de duivel en hij zal van u vlieden, zegt Jakobus (Jak.4:7) Denk ook aan de geestelijke wapenrusting uit Efeze 6 en neem die ter hand. Ook hier slaat trouwens de catechismus de spijker op de kop: ‘Opdat wij in deze geestelijke strijd niet onderliggen, maar altijd sterke weerstand (!) doen, totdat wij eindelijk ten enenmale de overhand houden’ door de kracht van de Heilige Geest (HC 52).

Weer aanbidding
Het Onze Vader eindigt op een manier vergelijkbaar waarmee het begon. Namelijk met het grootmaken en aanbidden van God: ‘Want Uw is het Koninkrijk, en de kracht en de heerlijkheid, in der eeuwigheid’ Weer erkennen we Gods grootheid en almacht en heerlijkheid en eindigen we niet in onszelf, maar in God.

Het einde van bidden
Tenslotte volgt er het woordje dat alle twijfelmoedigheid te lijf gaat: amen. En waarom? ‘Want mijn gebed is veel zekerder van God verhoord, dan ik in mijn hart gevoel dat ik zulks van Hem begeer’ (HC 52). Daaruit spreekt de zekerheid van het ware geloof. Niet al Gods kinderen durven dit echter van hun gebeden te zeggen. Toch vinden we in het Onze Vader alles wat bidden is, en zien we wat Christus ons door de Heilige Geest wil leren. Leg je gebeden er eens naast. Wat mag je door Gods genade hebben? Wat mis je? Blijf bidden om het licht van de Heilige Geest. Bidden komt eigenlijk maar op één ding neer: Kom! Buig in het stof. Aan de voeten van God wordt genade, liefde en vrede ervaren voor schuldige zondaren. Om Jezus’ wil.

Dit artikel verscheen eerder in Daniël.

Thema

Dit artikel valt onder een van onze basis thema's:

Lees meer: