Brieven aan zeven gemeenten

De apostel Johannes is door de Romeinse keizer Domitianus verbannen vanuit Efeze naar het Griekse eiland Patmos in de Egeïsche Zee. Johannes krijgt de opdracht om alles op te schrijven en als brief aan zeven gemeenten te sturen: Éfeze, Smyrna, Pérgamum, Thyatíra, Sardis, Filadélfia en Laodicéa. Deze zeven gemeenten vertegenwoordigen de hele christelijke kerk op aarde. In 8 weken staan we stil bij Patmos en deze zeven gemeenten.

Brief aan Smyrna

Deze week staan we vanuit Openbaring 2 stil bij de brief aan de gemeente van Smyrna.

Bijbelstudievideo met Peter Mulder

Bijbelstudievragen

  1. De Afzender maakt zich bekend als “de Eerste en de Laatste”, zoek de tekstverwijzingen op. Waarom in deze brief juist met deze naam?
  2. In Izmir, Smyrna, is nog steeds een christelijke kerk. Toch is ‘dood’ een kernwoord in deze brief. Waar staat het woord ‘dood’ steeds tegenover? Wat zegt dit over de gemeente?
  3. In Smyrna is de duivel actief, we lezen ook over een synagoge des satans. Wat is dat?
  4. Smyrna is een rijke havenstad, de christenen waren arm. Moet je daar dan wel blijven wonen of kan je beter verhuizen naar een andere plaats waar het beter is?
  5. Van Smyrna lezen we geen bestraffing en het is dus een rijke stad, best aantrekkelijk toch? En ja, er staat wel iets over een verdrukking, maar dat is slechts 10 dagen? Zou jij het volhouden in deze stad?
  6. Is vers 9 een zaligspreking?
  7. Hoe kan je ‘trouw zijn tot in de dood’ uitleggen als een overwinning, waarna je als winnaar op het podium de lauwerkrans (kroon) krijgt? Trouw zijn tot in de dood, dat is toch dapper ten onder gaan als grote verliezer?
  8. Zou jij je thuis voelen in deze gemeente? Waarom wel/niet?

Dagelijkse podcast Een goed begin

Luister elke dag onze podcast als luisterdagboek in je favoriete podcastapp!
Deze week met Annelien Veldman.

Meditatie

Afzender | Openbaring 2: 8

De brief aan de gemeente in de havenstad Smyrna is geschreven door de Eerste en de Laatste. Deze namen hoorde Johannes ook in het visioen. In Openbaring 1:11 sprak de Heere: “Ik ben de Alfa en de Omega, de Eerste en de Laatste.” Johannes viel door de volmaakt heerlijke verschijning van Jezus als dood aan Zijn voeten. Maar de Heere Jezus legde geruststellend Zijn rechterhand op hem en herhaalde (vers 17): “Vrees niet, Ik ben de Eerste en de Laatste.” In het Griekse alfabet zijn de Alfa en de Omega de eerste en de laatste letter. Er is niets voor en ook niets na deze letters. Jezus zegt dus: Ik ben het Begin, de Eerste, de Alfa. En Ik ben ook het Einde, de Laatste, de Omega. Zie je hoe die woorden bij elkaar horen? Maar wat bedoelt Jezus hiermee? De Heere Jezus is van eeuwigheid tot eeuwigheid God. Wat een rijke troost voor een verdrukte en vervolgde gemeente. Niemand kan zeggen: ik was er al eerder, dus ik claim de macht. God is dus almachtig en staat overal boven. Tegelijk is Hij ook de Laatste. Niemand kan God verslaan en als laatste overwinnaar overblijven. Wat stelt dan een keizer in Rome voor, of een stadhouder over Klein-Azië? Het zijn maar voorbijgangers. Al hebben ze een tijdje veel macht, toch zijn ze breekbaar en zullen ze die macht weer kwijtraken.

In de dagelijkse praktijk is kan je het heel anders ervaren. De vijandschap is zo groot, dat deze niet te breken lijkt. Daarom noemt de Afzender van deze brief aan Smyrna zich ook “Die dood geweest is, en weer levend is geworden”. De vijandschap tot in de dood was voor Jezus als Zoon van God geen verrassing. Jezus sprak al in Johannes 12 over het haten van een werelds leven en het ontvangen van eeuwig leven door het dienend volgen van Jezus. In vers 26 zegt Jezus: “Waar Ik ben, zal ook Mijn dienaar zijn”. Dit zei Hij na de intocht in Jeruzalem, vlak voor de paasmaaltijd. Het staat in verband met Zijn lijden, sterven en opstanding. Dus: waar Jezus is, zal zijn dienaar zijn. Gods kinderen in Smyrna volgen hun Christus tot in de dood. Maar ook: zo zeker als Jezus eeuwig leeft, zo zeker zullen Zijn kinderen eeuwig leven met Hem. Geen verdrukking, lijden, vervolging of dood kan dat verhinderen.

De eindigheid en kwetsbaarheid van alles op aarde en van ons eigen leven kan ons zo aanvliegen. Welke troost biedt de wereld dan? Alleen dit: ‘Kom op, maak er wat van, haal er uit wat er in zit!’ De Heere Jezus verzekert Zijn kinderen van de enige vaste troost in leven en sterven. Omdat Hij dood geweest is en weer levend is geworden kan Hij met recht zeggen: Vrees niet! Alles wat Hij leed en deed, was Hij als Borg voor Zijn volk. De schuld is betaald, het eeuwige leven is verdiend. Daarom kon en mocht Hij als Overwinnaar opstaan. De opstanding van Christus bewijst dat Zijn lijden en sterven een volmaakte verzoening was voor de zonden. Wie Hem volgt in de weg van sterven, zal ook met Hem leven. De gemeente wordt vervolgd tot de dood. Een grotere prijs voor je geloofsbelijdenis is niet denkbaar. Wat krachtig is dan dit troostwoord van Jezus. De dood is niet het einde, maar voor een gelovige een doorgang naar het eeuwige leven.

Verdrukking | Openbaring 2: 9

Christus ziet hoe elke gelovige er in Smyrna voor staat. De omstandigheden zijn zo moeilijk. Dan kan de twijfel toeslaan: Is er wel een God in de hemel? Is er wel een rechtvaardige Rechter? Is dit het loon van onze trouw aan God? Als je spullen worden gestolen. Als je wordt weggehaald uit je huis, uit je gezin. Als vader in de gevangenis zit en moeder met de kinderen in diepe armoede achterblijft. Als lijden en dood je aangrijnst. Dat is ook nu nog de werkelijkheid waar wereldwijd veel christenen in leven! Het vraagt geloofsvertrouwen om door het lijden heen op het doel te blijven zien: de eer van God, het volgen van Christus. Het is aan elkaar verbonden: met Hem lijden en met Hem verheerlijkt worden. De Heere Jezus troost hen in dit lijden: Ik weet ervan.

Lijden om het geloof lijkt bij ons misschien ver weg. Is de wereld van nu verdraagzamer? Of hebben wij ons zover aangepast dat niemand er iets tegen kan hebben?

Smyrna is een stad met grote tegenstellingen. Er is een toplaag met schatrijke kooplieden en ambtenaren van het Romeinse Rijk. Maar die rijkdom is tot een kleine groep beperkt. De meeste inwoners moeten meer bijdragen aan de economie dan dat zij in de opbrengsten delen en profiteren. Onder die armen zijn de meeste christenen van Smyrna te vinden. Elke dag is het weer de grote vraag: hoe komen we de dag door? Hoe komen we aan eten voor onze kinderen? Aan kleren en onderdak? Wie gaat er voor het zieke kind zorgen? De strijd om het bestaan is er voortdurend. De Heere Jezus weet ervan! En Hij zet alles in een ander perspectief: jullie zijn rijk! De rijkdom van Smyrna delen ze dus niet in, wat is dan hun rijkdom wel? Dat is de herstelde liefdevolle omgang en wandelen met God. Leven zoals God het leven van de mens bedoeld had. Ware liefde is niet afhankelijk van bezit. Liefde gaat om gezien, gekend en erkend worden. Blijkbaar hebben de gelovigen in Smyrna alle verdrukking en armoede voor deze liefde van God over!

In Smyrna is godsdienst genoeg. Voor elk wat wils. De heidense godsdienst met zijn vele goden en tempels. De verachtte christenen met hun Jezus van Nazareth. De Joden met hun wet, profeten en synagoge. Die Joden zijn de bitterste vijanden van de gekruisigde Christus. Joden zijn trots op hun afkomst. Zij zijn Abrahams kinderen. Ze hebben de Heilige Schriften. Zij hebben de belofte van de Messias. Het is een doorn in hun oog, dat deze voorrechten niet genoeg zouden zijn. Moeten ze Jezus van Nazareth als Messias eren? Maakt alleen het geloof in Zijn Naam hen zalig? Doet hun ijver om hun godsdienstplichten te voldoen dan niet mee? Telt hun afkomst en hun besnijdenis niet? Ze hechten hier zóveel waarde aan, dat ze voor hun godsdienst de strijd aangaan. Met laster maak je mensen en gemeenschappen kapot. Jezus werd zelf gelasterd, ook zijn volgelingen Stefanus en Paulus. Want zij verwerpen Gods Wet, ze smaden Mozes, ze onteren de tempel, ze lasteren God. In deze brief schrijft de Heere Jezus uit welke bron de laster komt. Het komt van de duivel, de aartsvijand van Christus. Die Joden zijn dus geen ware Joden. (De naam ‘Jood’ komt van de naam ‘Juda’, wat Godlover betekent.) Een ware Jood eert en looft God. Dat kan alleen door Zijn Zoon, waar Mozes en de profeten heenwijzen. Hoe godsdienstig hun samenkomsten ook zijn, toch regeert daar de satan. De Heere Jezus sprak: “Wie met Mij niet is, die is tegen Mij”. Tegen Jezus is dus aan de kant van de satan. We stellen onszelf de vraag: Zijn wij Godlovers? Of komt dezelfde vijandschap naar boven als onze godsdienst wordt onderzocht en afgekeurd?

Vrees | Openbaring 2: 10a

Dreigend gevaar maakt ons bang. We kunnen proberen het te verdrijven uit onze gedachten. En dat lukt nog wel als het ver weg is of in de toekomst. Het valt misschien nog mee. Het gaat misschien mijn deur wel voorbij. Maar in Smyrna is het niet ver weg en ook niet meer buiten de deur. Aan het lijden valt niet meer te ontkomen. Het belijden van de Naam van Jezus heeft een prijs. Haat, uitsluiting, vervolging, gevangenschap, misschien zelfs de dood. En daar schrikt ieder mens voor terug. Dat zit in onze natuur. Want een mens is niet geschapen om te lijden, maar om te leven.

De boodschap van de Heere Jezus is heel direct, radicaal. Vrees het lijden niet! Wat het dan ook is. Al is het marteling en dood. Een onmogelijke opdracht voor een mens! Hoe kan dat? Er is maar één antwoord. Zien op Jezus. Hij had diepe zielsangst in Gethsémané. Hij zweette bloed, toen Hem de lijdensbeker werd gegeven. Hij aanvaardde het lijden. Vrees voor lijden mag er dus zijn, die had Jezus als mens ook. Als het geloof op Hem ziet, dan kan het. Hij ging door lijden tot heerlijkheid. Dat is ook de weg voor Zijn volk. Het stelt de vijand vaak voor een raadsel. Hun vrede en blijdschap in het lijden geeft God de eer. Vraag niet om dit lijden, verlang niet naar lijden. Maar bidt voor de lijdende Kerk en stel jezelf de vraag: ben ik ook bereid?

Korte verzoeking | Openbaring 2: 10b

De Heere Jezus maakt het heel concreet. De gemeente van Smyrna moet er niet op rekenen dat het wel mee gaat vallen. Er zullen mensen worden weggesleurd. Die gevangenschap is een verzoeking, tot afval en verloochening van het geloof. De vrijheid terugkrijgen is eenvoudig: offeren voor afgoden. Jezus Christus afzweren. Zijn Godheid en opstanding ontkennen. Je kan terug naar je dierbaren.

Jezus voorzegt dit, zodat de gemeente hierop voorbereid is. Er zijn twee keuzes in deze verzoeking. Het antwoord van Jezus of van Petrus. Toen de duivel Jezus verzocht was Zijn antwoord: “Ga weg satan, want er staat geschreven: De Heere, uw God, zult gij aanbidden, en Hem alleen dienen.” Toen de duivel Petrus verzocht was zijn antwoord: “Ik ken de Mens niet!” Dit antwoord van Petrus is altijd een litteken gebleven, dat die trotse Petrus zo diep kon vallen. Toch liet Jezus hem niet los. Maar wij mogen er niet op rekenen dat wij met Petrus’ antwoord ook door God vastgehouden zullen worden.

Ter bemoediging zegt de Heere er ook bij deze verdrukking slechts tien dagen duurt. Dat is niet lang. Een symbolisch aantal. Een kort lijden dus, maar daarna eeuwig leven. Dit vooruitzicht bracht Paulus tot zijn overwinningslied: "dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning? Gode zij dank, Die ons de overwinning geeft door onze Heere Jezus Christus.”

Kroon | Openbaring 2: 10c-11

Het is geen vraag, maar een opdracht. Trouw blijven is voor een schijngelovige een mogelijkheid, het overwegen waard. Een oprecht gelovige ervaart het als een onmogelijke opdracht. Maar het verbond van Christus is onbreekbaar. Dat ligt niet in hun eigen keus of geloofskracht. Dan zouden ze in de eerste beproeving afvallen. Maar de trouw en volharding van de gelovige ligt vast in de trouw van hun God. In het eeuwige genadeverbond. In de voorbede van Christus.

Het genadeloon na deze strijd is een kroon. Een bekend beeld in Smyrna. De winnaar van een wedstrijd wordt gekroond met een lauwerkrans. Kan de tegenstelling groter? De gemeente van Smyrna bestaat uit arme, verachte mensen, die bij de wereld niet in tel zijn. Ze worden vervolgd tot de dood. Juist zij ontvangen een kroon! Dat is de hoogst denkbare eer die een mens krijgen kan. De heerlijkheid van deze kroon is het eeuwige leven. Ze ontvangen hem uit de hand van Christus. Toch houden zij ze de eer van deze kroon niet voor zichzelf: zij werpen hun kroon neer voor de troon van God (Openbaring 4:10). Het danklied in de hemel gaat niet over wat zij zelf hebben geleden en gedaan. Maar in Openbaring 5 vers 12 klinkt: “Het Lam Dat geslacht is, is waardig te ontvangen de kracht, en rijkdom, en eer, en heerlijkheid en dankzegging.” Denk hier eens over na. Wat doet jou verlangen naar de hemel? Maakt niets je méér blij dan het geven van alle eer aan God? Is dat nu ook al het geval, ondanks al je gebrek? Want het eeuwige leven begint op aarde.

Beide kanten van de medaille moeten de christenen weten: dat het lijden zeker komt en dat de kroon wacht. De Heilige Geest brengt deze boodschap door hun oren tot in hun hart. Niet alleen wat ze zullen ontvangen, maar ook waar ze aan zullen ontkomen: de tweede dood. De eerste dood zullen ze ondergaan: lijden, sterven, het graf. De eerste dood zal hen dus beschadigen, aantasten. Maar de opstanding van Christus is de garantie dat deze dood niet voor altijd is. De eerste dood is voor hen geen straf, maar een doorgang tot het eeuwige leven. De tweede dood is de poel, die brandt van vuur en sulfer. Dat is het eeuwig straflijden in de hel. Degenen die trouw blijven tot de dood, zullen aan deze tweede eeuwige dood ontkomen. Want Christus heeft die dood voor hen ondergaan. Is de vrees voor deze tweede dood er in ons leven? Daar is alle reden voor. Of denk je daar nooit over na? Het is de ernstige werkelijkheid, omdat wij van God zijn afgevallen. De vraag is voor ons: kennen we de goede strijd van het geloof? Bidden we om kracht om trouw te blijven? Zien we uit naar de overwinning? Is Christus ons alles? Wie Hem toebehoort, is veilig.

Thema

Dit artikel valt onder een van onze basis thema's: