Brieven aan zeven gemeenten

De apostel Johannes is door de Romeinse keizer Domitianus verbannen vanuit Efeze naar het Griekse eiland Patmos in de Egeïsche Zee. Johannes krijgt de opdracht om alles op te schrijven en als brief aan zeven gemeenten te sturen: Éfeze, Smyrna, Pérgamum, Thyatíra, Sardis, Filadélfia en Laodicéa. Deze zeven gemeenten vertegenwoordigen de hele christelijke kerk op aarde. In 8 weken staan we stil bij Patmos en deze zeven gemeenten.

Brief aan Thyatíra

Deze week staan we vanuit Openbaring 2 stil bij de brief aan de gemeente van Thyatíra.

Bijbelstudievideo met Coen van Dam

Bijbelstudievragen

  1. In Thyatíra waren alle beroepen verenigd in een gilde. Zoek eens wat informatie op over gilden. Hebben wij dat ook nog? Een ‘gildeslager’ bijvoorbeeld?
  2. In Filippi ontmoette Paulus bij de rivier een vrouw met de naam Lydia (Handelingen 16). Wat voor werk deed zij en wat heeft dat met deze brief te maken?
  3. In 1 Koningen 16: 31-33, 1 Koningen 19: 1-3 en 2 Koningen 9: 30-37 lezen we over Izébel, de vrouw van koning Achab. Wat betekent deze geschiedenis in deze brief aan Thyatíra?
  4. Waarom maakt de Heere Jezus zich in deze brief bekend met ogen als vuurvlammen en voeten van koper?
  5. Lees Psalm 2: 8-9, Esther 5: 2 en Jesaja 30: 12-14. Bekende onderwerpen uit het Oude Testament die dus in deze brief aangehaald worden. Wat leer je hierdoor over de Bijbel? Is parate Bijbelkennis noodzakelijk?
  6. Zie jij uit naar de wederkomst van Christus?
  7. Zou jij je thuis voelen in deze gemeente? Waarom wel/niet?

Dagelijkse podcast Een goed begin

Luister elke dag onze podcast als luisterdagboek in je favoriete podcastapp!
Deze week met Evert Barten.

Meditatie

Afzender | Openbaring 2: 18

In de brief aan de gemeente van Thyatíra maakt de Heere Jezus Zich bekend als de alwetende, almachtige Zoon van God. Eeuwig God, met de Vader en de Heilige Geest. Johannes zag Hem in het visioen met ogen als een vlam vuurs en voeten als blinkend koper. In deze Goddelijke heerlijkheid verscheen de Heere Jezus ook aan Daniël. God noemt Daniël een zeer gewenste man. Maar er bleef in Daniël geen kracht over. Johannes, de discipel die Jezus liefhad, schreef in Openbaring 1: “Als ik Hem zag, viel ik als dood aan zijn voeten.” Er is zo’n onmetelijk verschil tussen een onheilige zondaar en de heilige Zoon van God. Geen mens kan voor Hem bestaan. Zijn ogen als vuurvlammen zien dwars door alles heen. Niemand kan Hem in de ogen kijken. Niets is er voor te verbergen. Hij ziet tot in het diepst van ons hart. Blinkend koper, gloeiend als in een oven, is een symbool van onoverwinnelijke kracht. Onaantastbaar. De Heere Jezus is de Goede Herder, en tegelijk is Hij ook de Koning, voor wie alle knie zich zal buigen. Heb je er al eens werkelijk voor gebogen? Als Hij zich in Zijn Woord bekendmaakt en ter verantwoording roept, is er geen ontkomen aan. Heb je al eens te maken gekregen met deze alwetende, almachtige Rechter van hemel en aarde? Dan bleef je net als Johannes en Daniël niet overeind. Gelukkig als dat gebeurt in dit leven! Want de Rechter op de laatste dag is vandaag nog de Redder van zondaren.

Liefde | Openbaring 2: 19

De grote Hartenkenner weet hoe het er bij iedereen voorstaat. In Thyatíra ziet Hij veel goeds. Werken, geloof, lijdzaamheid zag Hij ook in Efeze, in Smyrna en Pérgamum. In Thyatíra ziet Hij daarboven ook liefde en dienst. Tweemaal noemt Hij hun werken, die toenemen. Het wijst aan dat Thyatíra een gemeente is met veel activiteit. Mensen kijken om naar elkaar, hebben veel over voor elkaar en niets is teveel. Het komt voort uit geloof en liefde. Het woord dienst doet denken aan de dienst van de Heere. Dat er een ijver is voor God en Zijn Koninkrijk. Zijn dienst is een liefdedienst. Laten we het oordeel over de gemeente van Thyatíra aan de Heere Jezus laten. Vraag jezelf eerlijk af: Wat zien de ogen van de Heere Jezus, als ze ons hart en leven doorzoeken? In ons leven kan er veel werk zijn, ijver, geloof, liefde, geduld. We kunnen daarin groeien. Allemaal goed, toch? Waar komt het uit voort? Zijn het goede werken, die voortkomen uit een waar geloof in Jezus Christus, tot Zijn eer? Of is het slavernij? Proberen we zo een goed christen te zijn, in het oog van anderen? Of bouwen we zo het huis van onze zaligheid op? Dat is zwaar, en vergeefs werk. De duivel heeft daar niets op tegen, want het is bouwen op zand. We moeten nooit nalaten om goed te doen, maar onze drijfveren moeten we tegen het licht houden. De Heere onderzoekt ons, zouden we het zelf dan niet doen?

Valse profetes | Openbaring 2: 20-23

De Heere Jezus ziet veel goeds. Hij ziet geloof, liefde, goede werken. Dat is Zijn werk. De duivel is in Thyatíra ook actief. Jezus identificeert de verleider in Pérgamum als Bíleam en in Thyatíra als Izébel. Het doel is hetzelfde: Gods kinderen verleiden tot zonde. Hij is de macht over hen kwijt, maar kan wel proberen hen te verstrikken en ten val te brengen. Zodat ze niet tot Gods eer leven, ze geen goede reuk van Christus zijn en ze de Heilige Geest bedroeven.

In Thyatíra is het een vrouw. De Heere Jezus geeft haar de naam Izébel uit het Oude Testament, zij verleidde Israël tot Baälsdienst. Deze afgoderij ging gepaard met tempelprostitutie. Hoererij en overspel hoorde er helemaal bij, was zelfs gewenst. Deze vrouw in Thyatíra noemt zichzelf een profetes. Ze is zo wijs, zo vervuld van de Heilige Geest, zo verlicht! Voor raad, advies en onderwijs moet je beslist bij haar zijn. Ze krijgt rechtstreeks van God geopenbaard wat waarheid is. In het Jodendom waren vrouwen soms hoofd van een synagoge. Johannes kende haar naam waarschijnlijk wel, maar omschrijft haar als iemand van wie Izebel in het Oude Testament een prototype was.

De zonden van afgoderij en ontucht waarop Christus doelt, hingen waarschijnlijk samen met de feesten van de beroepsgilden in de stad. Er waren christenen die meenden dat een ‘vrije’ levensstijl wel kon samengaan met christen zijn. De consequentie kan zijn, dat christenen in Thyatíra niet meer in hun gilde zouden kunnen blijven. Personeelsfeesten dus, waar werkgelegenheid van afhing. Volgens Izébel was hoererij en het eten van afgodenoffer geen zonde, dus dan is dat zo. De Heere openbaarde toch ook aan Petrus dat het verschil tussen rein en onrein was weggenomen? Nou dan! Deze vrouw wordt in Thyatíra niet tegengesproken, maar krijgt de ruimte. Zo krijgt de duivel de gelegenheid om zelfs Gods kinderen met Izébels dwalingen en goddeloze gedrag te verleiden.

Deze Izébel doet ons denken aan sekteleiders, die mensen in hun macht weten te krijgen. Hoe bijzonderder deze leiders zich vinden, hoe groter het gevaar voor machtsmisbruik en seksueel misbruik. Wees altijd voorzichtig met bijzondere mensen. Raak er niet van onder de indruk. Raak ook niet in de war door hun verhalen. God maakt mensen arm van geest, nooit bijzonder! De Heere openbaart nooit iets wat tegen Zijn Woord is.

De Heere heeft veel geduld, met de meest goddeloze mensen. Achab en Izébel werden door de profeet Elia terechtgewezen en opgeroepen tot bekering. Ook deze Izébel in Thyatíra is gewaarschuwd en heeft een bekeringstijd gekregen. Ze kent het Woord van God dat haar veroordeelt. Dat zou voldoende moeten zijn om haar tot inkeer te brengen. Maar het Woord blijft vruchteloos. Deze bekeringstijd krijgt elk mens. Korter of langer, dat bepaalt God. Als we de boodschap van Wet en Evangelie gehoord hebben, is er voor ons geen verontschuldiging. Stel de bekering niet uit met de gedachte: God moet het doen. De aanklacht tegen Izébel is: "zij heeft zich niet bekeerd”. Dus niet: “God heeft haar niet bekeerd”.

De Heere gaat deze goddeloze vrouw en haar volgelingen verdrukken. Door zich aan de beroepsgilden aan te passen willen zij juist aan verdrukking en moeilijkheden ontkomen. Wat is Christus geduldig, want nog steeds zegt Hij: “zo zij zich niet bekeren”. De mogelijkheid van berouw, bekering en vergeving is nog niet afgesneden. Ze blijven niet eindeloos ongestraft. We weten niet welke straf of ziekte hen overkwam. In de gemeente van Thyatira was dat waarschijnlijk algemeen bekend. Deze profetes wordt verhinderd haar praktijken voort te zetten en wordt bekend als een bedriegster. Haar volgers komen bedrogen met haar uit.

Ook nu nog geldt hetzelfde. Wie mensen op een voetstuk zet en vereert, pleegt afgoderij. Er volgt grote verdrukking op. Het is de vraag of we deze Izebel in Thyatira een sekteleider kunnen noemen, maar volgelingen van sekteleiders verliezen vaak hun relaties, hun geld, hun positie. Ze moeten alles opofferen aan de wil van de leider. Ook in de kerk kan dit gebeuren, al is het wat meer bedekt. Dan nemen we alles aan wat die bijzonder bekeerde man of vrouw zegt. Maar het is tot schade voor jezelf. Wie mensenwoorden hoger stelt dan Gods Woord kan in grote duisternis en verwarring komen. Gods Woord en de daarop gegronde belijdenisgeschriften zijn het enige kompas waarop we veilig varen.

Het geslacht van Achab en Izébel is helemaal uitgeroeid. Een bijzonder oordeel trof hen, die een valstrik waren geweest voor het volk. Zo gaat het ook met deze vrouw in Thyatíra en haar kinderen. Het oordeel van de drievoudige dood rust op hen. Ze missen het geestelijke leven, ze missen Christus. En als ze sterven, is de eeuwige dood hun deel. Huiveringwekkend is het lot van hen die Gods volk verleiden tot zonde. Het lot van hen die in Gods Naam dwalingen verspreiden. De Baälsprofeten werden allen door Elia gedood. Zo stelt God ook deze Izébel en haar nageslacht tot een voorbeeld van Zijn rechtvaardigheid. Gods oordeel treft deze vrouw en al haar geestelijke kinderen. Dat zijn allen die in haar voetsporen gaan. Die zeggen dat de Heilige Geest hen tot het inzicht heeft gebracht dat we Gods Wet niet letterlijk moeten nemen, zoals vroeger ten onrechte gebeurde.

Het oordeel over deze goddeloze vrouw in Thyatíra zal zo duidelijk zijn, dat er in alle gemeenten over gesproken zal worden. De leugen van Ananias en Saffira werd onmiddellijk met de dood gestraft. Dit veroorzaakte grote vrees bij allen die het hoorden. Zo zal het ook zijn met deze vrouw. Het zal voor iedereen duidelijk worden wie God is. God ziet echter meer dan de buitenkant. Want Hij, Die dit zegt, heeft ogen als vuurvlammen. Die gaan overal doorheen. Hij ziet en onderzoekt de nieren en het hart. Hart en nieren zijn een beeld van de binnenste gedachten, verlangens en bedoelingen. Zo zal God Zichzelf verheerlijken. Iedereen wordt ervan verzekerd dat God alwetend, heilig en rechtvaardig is. Dat is ook het refrein bij de profeet Ezechiël: weten dat God de HEERE is. Als een huichelaar openbaar komt, kan dat grote schrik geven voor ware gelovigen. Als zelfs die man of vrouw een bedrieger is, hoe is het dan met mij?

De Heere Jezus wijst hier vooruit naar de grote dag van Zijn tweede komst. Dan zal Hij verschijnen als de grote Rechter van hemel en van aarde. Hij zal ieder mens oordelen naar hun werken. Als we naar onze eigen werken kijken, dan is er voor ons geen hoop dat het onderzoek in die grote dag goed uit kan vallen. Want nooit kunnen onze werken voldoen aan de volmaakte eis van Gods heilige Wet. Toch spreekt Gods Woord op meerdere plaatsen over goede werken en over loon. Hoe kan dat dan? Dat komt nooit uit ons zelf voort. Duidelijk leert de Heere Jezus dus dat goede vruchten (werken) alleen voort kunnen komen uit Hem. Jezus schrijft hier aan ‘ulieden’ in de gemeente van Thyatíra, ieder persoonlijk. De volgelingen van Izébel dachten hun werk en inkomsten veilig te stellen door zich aan te passen en mee te doen met de personeelsfeesten. Juist zij komen bedrogen uit en gaan ten onder. Er waren ook mensen die dagelijks te maken hadden met consequenties van uitsluiting uit hun beroepsgilde. Omdat ze hun God wilden dienen, werden ze verdrukt, hadden ze dagelijkse zorgen om werk en inkomen. Juist hen wordt genadeloon beloofd. Denk erover na: Christus oordeelt onze werken naar Gods Wet. Is dat de regel van ons leven? En Hij eist volmaaktheid. Zijn wij in Hem volmaakt?

Opdracht | Openbaring 2: 24-25

Nu richt Christus zich specifiek tot de ware christenen in Thyatíra. We lezen opnieuw ‘ulieden’ en ook andere mensen. Christenen die de grote influencer Izébel niet volgden. Zij hebben haar leer niet en zij kennen de diepten des satans niet. In de Bijbelteksten wordt vaak de stijlfiguur van parallellisme gebruikt. Dan betekent ‘deze leer niet hebben’ en ‘de diepten des satans niet kennen’ hetzelfde. De verleidende leer van Izébel noemt Christus dan dus een diepte van de satan. Een afgrond, waarin een mens vallen kan. Een afgrond, waarin de satan woont. De Bijbel noemt deze afgrond ook de poel van het vuur. Met verleiding en valse leer heeft de duivel maar één doel: Gods schepsel meesleuren in dezelfde afgrond, waar zijn eigen plaats eeuwig is.

Wat is het een genade, dat Christus van Thyatíra zegt: Er zijn er velen, die de leer van Izébel niet hebben en de diepte van satan niet gekend hebben. Dus zij hebben afstand bewaard en zijn de waarheid van Gods Woord trouw gebleven. Dat hebben zij niet te danken aan eigen wijsheid en inzicht, maar aan Gods bewarende hand. Dat hebben zij te danken aan de Heere Jezus, die de verzoeking van satan niet bespaard is, Hij heeft de duivel weerstaan en overwonnen.

De Heere belooft aan hen, die de verzoeking weerstaan, dat Hij hen geen andere last op zal leggen. Wat betekent dat? Je denkt misschien: de gelovigen in Thyatíra hebben last van de verleidingen van de zogenaamde profetes Izébel. Toch is hier meer van te zeggen, als we naar Handelingen 15 vers 28 en 29 kijken. De vergadering in Jeruzalem, apostelconvent of eerste synode, nam een besluit over het heilig leven naar Gods wet. De vraag aan de apostelen was of heidenen zich aan alle Joodse wetten moesten houden. Nee, onder leiding van de Heilige Geest hebben de apostelen besloten de gelovigen niet meer last op te leggen dan vier noodzakelijke dingen. Het gaat dan vooral over afgodenoffer en hoererij. Dat is precies de verleiding en dwaling van Izébel in Thyatíre. Deze leefregel van Christus is dus bekend in de gemeente. Deze leefregel drukte als een zware last op de christenen, dagelijks hadden ze te maken met de consequenties. Jezus bemoedigt de christenen in deze brief, door te weten van de last die zij dragen. Hij belooft hen er geen andere last bij te geven.

Zo heeft elk gelovige zijn eigen strijd. Tegen vijanden vanbuiten of verzoekingen vanbinnen. Of strijd tegen valse leer en valse broeders. Het is een bewijs van Gods zorg, dat Hij niet meer lasten oplegt dan Zijn kinderen dragen kunnen. Tegen welke verzoeking hebben wij te vechten? Welke lasten hebben wij te dragen om de Naam van God? Of spaart de duivel ons? Dat is wel rustig, maar betekent dat hij op ons nog rekenen kan.

De Heere Jezus roept op om vast te houden wat ze hebben. Wat ze hebben, hebben ze ontvangen uit Christus’ volheid. Want een zondaar heeft van zichzelf niets om God mee te kunnen ontmoeten. Wat is het, wat ze moeten vasthouden en wat zoveel waarde heeft in de grote dag van Jezus’ wederkomst? Het is het geloof en een goed geweten, zoals Paulus zegt tegen Timotheüs: “Strijd de goede strijd, houdende het geloof en een goede consciëntie, welke sommigen verstoten hebbende, van het geloof schipbreuk geleden hebben.” Alleen door het geloof in de Heere Jezus heeft een zondaar vergeving van zonden, vrede met God en een vrij geweten. Kun je dat dan verliezen? Moeten we dat zelf vasthouden? Jezus zegt: Houdt dat! Aan Gods kant ligt het eeuwig vast, dat is zeker. Paulus zegt in dezelfde brief tegen Timotheüs: “Ik ben verzekerd, dat Hij machtig is mijn pand, bij Hem weggelegd, te bewaren tot dien dag.” Dus dat hoeft Paulus zelf niet te bewaren, en wij hoeven dat ook niet. Maar het mag ons niet onbezorgd maken. Daarom zegt Paulus even later: “Strijd de goede strijd des geloofs, grijp naar het eeuwige leven.” Een christen die niet waakt en bidt, ligt open voor alle kwaad.

Morgenster | Openbaring 2: 26-29

Het bewaren van de werken van Jezus, noemt Hij ‘overwinnen’. Het is een strijd, om niet meegevoerd te worden met verleiding en valse leer. Zo is ook het vasthouden en bewaren van Zijn leer en geboden een overwinning. Wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden. Hierin komt het onderscheid tussen waar- en schijngeloof naar voren. Dit is voor velen een terugkerende aanvechting. Tijdgeloof kan veel lijken, maar valt af in tijden van verdrukking. Of het ebt weg als de zorgen van het leven gaan overheersen. Het door God gewerkte oprechte geloof blijft en draagt vrucht.

Zal ik niet afwijken in het uur van de beproeving? Zal ik niet als een tijdgelovige terugkeren naar de wereld? Is het Gods werk, of eigen werk? Hoe nodig is het dan om steeds weer de toevlucht te nemen tot God. Hij spreekt gewis tot elk die voor Hem leeft. Spreek Gij tot mijn ziel: Ik ben uw Heil. Je kunt het houvast nooit vinden in iets van jezelf, alleen in Christus.

De belofte van macht over de heidenen met een ijzeren staf en vermorzelen van aardewerk verwijst naar Psalm 2. Daar belooft God aan Zijn Zoon de heerschappij over de hele aarde. Hij spreekt welgelukzalig, allen die op Hem betrouwen. Maar ook: Hij zal de heidenen verpletteren met een ijzeren scepter en in stukken slaan als een pottenbakkersvat. Dat zal de Zoon van God doen. In deze brief aan Thyatíra staat dat Jezus de macht over de heidenen geeft aan de overwinnaars. Dat is niet in tegenspraak met Psalm 2. Het betekent ook niet dat Jezus afstand doet van Zijn recht om te oordelen. Hoe moeten we het dan zien? Gods kinderen zijn één met hun Hoofd, Christus. Die in hun leven in Christus hebben geloofd en Zijn Naam standvastig hebben beleden, hebben hun vijanden al overwonnen. Maar ze zullen ook de eindoverwinning zien van hun Koning. Ze zullen aan Zijn zijde staan, als bij Zijn wederkomst alle knie zich voor Hem buigt. Dan is alles omgekeerd. Zij zullen met Hem heersen over de vijanden. Een aangrijpende gedachte. Ze zullen volledig instemmen met het vonnis van Christus en zeggen: “Halleluja, de zaligheid, en de heerlijkheid, en de eer, en de kracht zij den Heere, onzen God. Want Zijn oordelen zijn waarachtig en rechtvaardig; dewijl Hij de grote hoer geoordeeld heeft, die de aarde verdorven heeft met haar hoererij, en Hij het bloed Zijner dienaren van haar hand gewroken heeft. En zij zeiden ten tweeden maal: Halleluja! En haar rook gaat op in alle eeuwigheid.” Aan welke kant zullen we dan staan? De Heere zegt ook nog in Psalm 2: Kust de Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij op de weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden. De beslissing valt in het heden!

De morgenster is te zien, voor de morgen komt en de zon opgaat. Deze kondigt de nieuwe dag aan. Vergeleken met de zon geeft die morgenster maar een flauw schijnsel. Toch is de opgang van de zon daar onlosmakelijk aan verbonden. Deze morgenster is de planeet Venus, in de oudheid symbool van macht en overwinning. Romeinse keizers beweerden dat zij van Venus afstamden. In Openbaring 22 noemt Jezus zichzelf de Morgenster. Maar hier belooft Jezus hen, die overwinnen, de morgenster te geven. Licht zal hun weg beschijnen. Een licht, wat zal overgaan in de volle dag. Zo is Christus het Licht der wereld. “Die in Mij gelooft, zal in de duisternis niet wandelen”, sprak Hij.

Heeft de Heere Jezus in de brief aan Thyatíra niet voldoende gezegd? Christus wijst onze schuld aan, waarschuwt ons en spreekt over het eindgericht. Hij laat ook een rijke Evangelieboodschap horen. Zo gij Zijn stem hoort, verhard uw harten niet.

Thema

Dit artikel valt onder een van onze basis thema's: