Meditatie door Ds. G.W.S. Mulder Ruths gebed tot Boaz

Ruth 3:1-9

De oogsttijd is voorbij. Ruth kan niet meer naar Boaz’ akker om aren te rapen. Hoe komt er nu brood op de plank? Daarachter ligt een diepere nood. Ruth was een vreemdeling uit Moab. Ze was wel getrouwd geweest met een Joodse man, maar diens vader had zijn erfdeel in Bethlehem verkocht. Ruth kon geen aanspraak maken op het burgerschap van Israël. Hoe moet het nu verder?

Wat een gedachte: Gods volk is gelukkig maar ik hoor daar niet bij. Zij zijn heilig. Maar ik draag het oordeel over mijn zonden. Zo ongelukkig hebben Abraham en de hoofdman van Kapernaüm zich ook gevoeld (Gen.15:2 en Matth.8:8). Is dat ook jouw ongeluk? Misschien heb je wel eens liefde gekregen voor het Woord van God, berouw over je zonden ervaren en ook hoop gehad op Gods genade. Maar als dat voorbij gaat en de eis van Gods Wet drukt des te zwaarder op je geweten? Zo bepaalt de Heere bij de oorzaak van de ellende: vanwege mijn zonde sta ik bij God in de schuld. ‘Rust, noch vrede wordt gevonden, Om mijn zonden, In mijn beend’ren, dag of nacht’ (Psalm 38:3).
Naomi zag wel dat Ruth zich zorgen maakte. Mijn dochter! zoude ik u geen rust zoeken, dat het u welga? (Ruth 3:1) Nu dan, is niet Boaz, met wiens maagden gij geweest zijt, van onze bloedvriendschap? Praktisch en concreet wijst Naomi Ruth de weg naar Boaz (vers 2 en 3). Gods Woord geeft raad in alle omstandigheden van het leven. Met het oog op onze verhouding tot God, worden we bijzonder gewezen op de Heere Jezus.
Hem hebben we nodig als Borg voor onze schuld. Niemand komt tot den Vader, dan door Mij (Joh.16:6). De Heere Jezus Zelf spoort je aan. Onderzoekt de Schriften; want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij getuigen (Joh.5:39).

Naomi is heel zorgvuldig in haar raad. Ze zegt ook wat Ruth precies moet doen (vers 3,4). Hoe kom ik tot Christus? Hoe dichter bij Hem, hoe onmogelijker, zo is vaak de ervaring. Dat komt doordat wij in dit komen onszelf tegen hebben. Zo verwierp de rijke jongeling de raad van Jezus en ging bedroefd bij Hem vandaan (Matth.19:22). Dat is van nature de beweging van jouw en mijn hart. En gij wilt tot Mij niet komen, opdat gij het leven moogt hebben (Joh.5:40). De Heere is duidelijk in Zijn raad. Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekke (Joh.6:44).
Ruth heeft de raad van Naomi gehoorzaam opgevolgd (vers 5-7). Hoe gelukkig ben je als je met de bruid uit het Hooglied tot het getuigenis mag komen: Toen ik een weinigje van hen weggegaan was, vond ik Hem, Dien mijn ziel liefheeft; ik hield Hem vast, en liet Hem niet gaan (Hoogl.3:4).

Boaz heeft Ruth opgemerkt. Eén vraag heeft hij aan haar gesteld: “Wie zijt gij?” (Vers 8-9) Het kan niet anders, of zo zal Jezus de bedelaars aan Zijn troon opmerken. En reken maar dat Hij weet hoe Hij hun hart moet uithalen. Toen heeft Ruth haar naam genoemd en haar hart voor Boaz uitgestort: Ik ben uw dienstmaagd, breid dan uw vleugel uit over uw dienstmaagd, want gij zijt de losser. Tegelijk beleed ze haar achting voor Boaz. Zo gaat het ook in het komen tot Christus. Dan klinkt uit de diepte van de onwaardigheid een belijdenis van mijn zonde en nood, en van Zijn grootheid en genade. “Zie, ik breng voor mijn behoud, U geen wierook, mirr’ of goud; moede kom ik, arm en naakt, tot de God, Die zalig maakt, Die de arme kleedt en voedt, Die de zondaar leven doet.”

Dit artikel verscheen eerder in Daniël.

Thema

Dit artikel valt onder een van onze basis thema's: