Het Woord moet centraal blijven staan

Door ds. C.A. van Dieren Over het kerkelijk jaar

In het kerkelijk leven hebben we allerlei gebruiken, waarvan sommige beslist onmisbaar zijn en andere niet. Zo kunnen het gebed, de preek en sacramenten niet gemist worden, omdat ze duidelijk in Gods Woord bevolen worden. Wanneer de bijbelse inzetting van een gebruik niet gevonden wordt en het gebruik in de kerkelijke historie is ontstaan, is het niet noodzakelijk. Dit betekent niet dat het gebruik dan verwerpelijk is. We spreken in zulke gevallen over middelmatige zaken.

Tot deze middelmatige zaken behoort ook het kerkelijk jaar. Onder het kerkelijk jaar verstaan we de orde waarmee de heilsfeiten van de Heere Jezus worden herdacht. Dit begint met de vier adventsweken voorafgaande aan het kerstfeest en eindigt met het pinksterfeest. Nu is de volgorde van deze heilsfeiten vanzelf in de Bijbel terug te vinden, maar de opdracht om dit ieder jaar op bepaalde tijden te herdenken, vinden we nergens in de Bijbel terug. We leren niet dat de apostelen op bepaalde data Kerstfeest of Paasfeest vieren.

Ontstaan
Nu is orde nooit verkeerd. De Heere is een God van orde, dat zien we al direct bij het scheppingswerk. Maar ook het volk Israël moet onder het oude verbond met orde de drie jaarlijkse grote feesten houden, die in feite al heenwezen naar de heilsfeiten in het Nieuwe Testament. Zo heeft men spoedig na de apostelen in de vroege christelijke kerk de behoefte gevoeld om de grote heilsfeiten te herdenken. We zien in de vierde eeuw de viering van Kerst, Pasen en Pinksteren ontstaan. Goede Vrijdag was een vastendag en weldra volgde ook de herdenking van hemelvaart. De kerstviering kwam in plaats van de aanvankelijke herdenking van jezus' verschijning bij de doop door Johannes, het Epifaniënfeest genoemd.

De datum van Kerst op 25 december is in de derde eeuw vastgesteld. Alle oorzaken die voor deze datum genoemd worden, missen een deugdelijke grond. Acht dagen na deze kerstdag herdacht men de besnijdenis en naamgeving van Jezus. Dit is later de Nieuwjaarsdag geworden die een heel ander karakter kreeg.

De Reformatie
In calvinistische kring was men in de tijd van de Reformatie en Nadere Reformatie over het algemeen niet zo enthousiast over de onderhouding van het kerkelijk jaar. Wat was daarvan de oorzaak? In de lange ontwikkeling gedurende de Middeleeuwen was de kerk steeds verder van de Bijbel afgeraakt. Zo was er een bepaald bijbelrooster voor alle zondagen van het jaar. Maar dit hield in dat bepaalde bijbelgedeelten nooit gelezen of verklaard werden. Dit was één van de ontdekkingen die Luther deed toen hij zelf de Bijbel ging onderzoeken. De reformatoren legden het preken volgens een bijbelrooster naast zich neer en begonnen de Schrift vers voor vers en hoofdstuk voor hoofdstuk te verklaren. Zwingli die hiermee was begonnen, vond weldra bijval van Calvijn en andere Reformatoren. Zij beschouwden alle gebondenheid aan verplichte bijbelgedeelten als een juk van Rome.

Uitspattingen
Hierbij komt nog dat Rome ook de heiligenkalender onderhield. Op alle dagen werd wel één of andere heilige herdacht. Niet zelden ging deze herdenking gepaard met groot kerkelijk vertoon en hadden de burgers een vrije dag. Deze feestdagen veroorzaakten overigens ook economisch grote schade. Bovendien waren het dagen van uitspattingen. De drank vloeide rijkelijk en de zedelijke normen vervaagden. Dit alles heeft in de Reformatie een afkeer gewekt van dit soort kerkelijke bijzonderheden. Luther is in dit opzicht nog het dichtst bij de roomse gebruiken gebleven. Mogelijk omdat hij ook meer liturgisch was ingesteld. Van Calvijn is bekend dat hij in 1555 op 25 december preekte over Deuteronomium 21:10-14. Dit was de vervolgstof die op die door de weekse dag in de avonddienst aan de beurt was. Dit neemt niet weg dat Calvijn op de zondag ervoor over de geboorte van Christus had gepreekt, ook deed hij dat ook met Pasen en Pinksteren. De heilsfeiten werden dus wel gepreekt, maar op zondag.

Alleen op zondag
Ook de eerste synoden van de kerk lin Nederland volgden deze lijn. De Synode van Dordrecht in 1574 sprak uit dat men met de zondag tevreden zal zijn. Als Kerst niet op zondag valt, moet men op de voorafgaande zondag over Jezus' geboorte preken.

Met Pasen en Pinksteren was men er niet tegen om over de heilsfeiten te preken, maar men was er ook niet voor. In Dordt 1578 sprak men zich nog duidelijker uit voor de viering van de zondag. De moeilijkheid was dat niet alleen het volk de feestdagen hield, maar ook de overheid wilde ze aan de hand houden om zo het volk vrije dagen te geven.

Daarom aanvaardde de synode van 1578 toch de Kerstdag, de Paas-en Pinksterdag met de dag die er op volgt. In 1581 werd de Hemelvaartsdag toegevoegd, maar in 1586 wilde de synode deze dag en de dag der besnijdenis weer afschaffen. Zo was er voortdurend verwarring.

De Synode van 1618/1619
De bekende Dordtse Synode 1618/19 heeft in artikel 67 de feestdagen definitief geregeld. "De gemeenten zullen onderhouden benevens de zondag ook de Kerstdag, Pasen en Pinksteren, met de navolgende dag... daarenboven nog gehouden worden de dag van de besnijding en de hemelvaart van Christus." Over de Goede Vrijdag werd niet gesproken.

Waarom bleven dan toch verschillende predikanten in de zeventiende eeuw argwanend of zelfs afwijzend ten opzichte van het kerkelijk jaar? Ze zagen het als een niet door Gods Woord bevolen overblijfsel uit de Roomse kerk. Maar hun verweer kwam vooral voort uit de losbandigheid waarin velen zulke dagen in de herbergen doorbrachten.

Het Woord mag niet verdrongen worden
Is het wel wenselijk dat wij de feestdagen vieren en zo plaatsgeven in het kerkelijk jaar? Of zouden we het hele kerkelijke jaar beter kunnen afschaffen? We moeten als er misbruiken optreden niet het goede gebruik afschaffen maar de misbruiken zelf weren.

De kern is en moet blijven de prediking van het Woord, waarin de grote heilsdaden Gods worden verklaard. Zondag 35 van de Heidelbergse Catechismus leert dat God Zijn christenen niet door stomme beelden, maar door de levendige verkondiging van Zijn Woord wil onderwezen hebben. Alles wat het Woord op dit moment verdringt, is in strijd met de belijdenis. Het gevaar wordt in onze tijd steeds groter dat de liturgie, bijzonder op feestdagen, het Woord verdringt. De zangdiensten die de aanwezigen sfeervol stemmen, komen dan in plaats van de eenvoudige Woordverkondiging. Het gevaar dreigt dat men op de tweede feestdag niet meer in de kerk komt omdat men al moe is van alle voorafgaande bijeenkomsten.

Als we daarbij optellen de gezellige, of liever wereldse sfeer die we rond de feestdagen opgebouwd hebben, dan is het de vraag of we niet ongemerkt weer tot die viering van de kerkelijke feesten terugkeren, waartegen de reformatoren en oudvaders zich zo fel verzetten.

Ook de heidense elementen van kerstgroen en paasgeel ontbreken niet en de middenstand bevordert alle elementen die met het wezen niets te maken hebben of zelfs puur heidens zijn.

Een van de laatste ontwikkelingen in protestantse kring is dat men een soort allerzielen heeft ingevoerd in navolging van Rome. Op de zondag voor de eerste adventszondag, dus de laatste zondag van het kerkelijk jaar worden dan alle overledenen herdacht en die in het achterligende jaar zijn overleden, worden op die zondag afgelezen. Zo is het gebruik dat wij op oudejaarsavond kennen, weer teruggekeerd in de Roomse sfeer. Ik zou daar nog aan toe kunnen voegen het branden van kaarsen en allerlei liturgische kleding, zoals toga's in wit, paars of andere kleuren die passen bij het kerkelijk jaar. Waarom ik al deze dingen noem? Om er op te wijzen dat het niet denkbeeldig is zo het wezen los te laten en te verzanden in liturgische vormen, die de preek verdrongen hebben.

De inhoud van het kerkelijk jaar
Zouden we het kerkelijk jaar willen missen? Niet graag, want zo worden jaarlijks de grote heilsfeiten weer verkondigd. Vier adventsweken vormen het uitzien naar Jezus' geboorte. Zo doet God Zijn uitverkoren Kerk op aarde ook heilbegerig uitzien naar de komst van de enige Zaligmaker tot hun ziel. Dan volgt het wonder van de menswording van de Zoon van God. Wanneer dit bevindelijk geleerd wordt, is Lukas 2 niet nodig om de kerstdagen op te roepen, maar wordt de ziel ingeleid in het onuitsprekelijke van de liefdegave Gods tot verheerlijking van Zijn deugden en tot zaligmaken van Zijn volk. Dan wordt in de ziel van een verslagen zondaar door de Heilige Geest de naam Jezus gespeld. De weken die na Kerst volgen, bepalen ons dan in de kerk bij de prediking van Jezus' omwandeling op aarde. Deze prediking gaat over in de zeven lijdenszondagen, waarin de gemeente Gods onderwezen wordt in de noodzaak en in de overgave tot de rechtsvervulling.

Deze lijdensoverdenkingen lopen uit op de Goede Vrijdag, wel de betaaldag van Gods Kerk genoemd, want toen heeft Christus als Borg Zijn gehele uitverkoren Kerk vrijgekocht van schuld en het eeuwige leven voor hen verworven. Pasen leidt in de genade rijkdom der verzoening en de toepassing ervan. Het predikt de verhoogde Middelaar, Die tot troost van de Zijnen is opgevaren ten hemel om vandaar Zijn Kerk toe te brengen en te regeren door de Geest van Pinksteren. Maar Die ook in de hemel als Hogepriester altijd ten goede voor hen leeft. Na Pinksteren wordt meestal nog korte tijd in de preken aandacht gegeven aan de voortgang van het Evangelie en de uitbreiding van de kerk hierdoor, zoals we dat in het boek Handelingen vinden. Eigenlijk verdient dan ook het tweede advent aandacht, namelijk het uitzien van Gods levende Kerk naar de tweede komst van Christus. Dit gebeurt in de praktijk echter weinig.

Leerzaam en heilzaam
Zo blijft de jaarlijkse herhaling van de heilsfeiten leerzaam en heilzaam. In feite blijft Gods Woord altijd hetzelfde en ook de boodschap. Het leert altijd hoe diep verdorven en goddeloos de mens is voor God, maar ook hoe onuitsprekelijk groot Gods genade in Christus is om voor deze gevallen mens een weg tot zaligheid te openen.

Echter voor al deze heilsweldaden geldt de onmisbaarheid van de toepassing door de Heilige Geest. De Geest maakt levend, en wat van de Geest niet is, dat is vlees. Tot het vleselijke behoort alles wat wij eromheen gemaakt hebben en wat met het wezen niets van doen heeft. Zo willen wij het kerkelijk jaar houden en behouden onder het devies van de Reformatie: sola gratia, sola scriptura en sola fide. Alles wat daar boven komt, heeft geen enkele waarde. Integendeel, het vermindert zelfs de waarden tot een lege vorm overblijft.

Dit artikel verscheen eerder in Daniël

Thema

Dit artikel valt onder een van onze basis thema's:

Lees meer: